Presb. Luik, A.I.L. 1392-1396 (1392-1397) Den Bosch Hoewel van heer Mercelis van Bakel veertien akten zijn bewaard is over hemzelf zo goed als niets bekend. Misschien is hij dezelfde als de heer Mercelis, priester, Alarts soen was vanden Gheer van Bakel die omstreeks 1430 in het Helmonds protocol wordt genoemd. Heer Mercelis, die als notaris hoofdzakelijk testamenten opstelde, nam in 1394 de protocollen over van notaris Peter Polslauwer (nr.318). Op 14 januari 1398 werden zijn eigen protocollen en die van Polslauwer toegewezen aan heer Pauwels van Zulichem (nr.382). Ze werden overhandigd door heer Aert Ywijns (nr.202), officialis foraneus van de Luikse officiaal in het dekenaat Cuijk. Heer Mercelis zal dus tegen het einde van 1397 of in het begin van 1398 zijn overleden. Hij was misschien verwant aan heer Thomas van Bakel, die van 1366 tot 1374 wordt genoemd als kanunnik van de St.Jan, en was vermoedelijk een broer van heer Ghijsbrecht van Bakel. Deze was tussen 1384 en 1418 parochiepriester van de St.Jan en komt in de bronnen voor onder steeds wisselende benamingen als plebanus, officians, capellanus en vicecuratus. In 1384 was hij in de St.Jan getuige van de wonderbaarlijke genezing van de zoon van een ridder uit Geldern wiens paard bovendien uit de dood werd opgewekt. Verder zien we heer Ghijsbrecht vooral optreden bij het toedienen van de laatste sacramenten aan parochianen, van wie hij vaak ook het testament optekende om dit na hun dood onder zijn priesterzegel te ingrosseren. Hij komt ook veelvuldig voor als getuige in testamenten die werden verleden voor notarissen, onder meer driemaal in akten van heer Mercelis. 1) Heer Ghijsbrecht kocht in 1403 een huis met erf in de Hinthamerstraat dat zich aan de noordzijde van het St.Janskerkhof bevond. In 1418 woonde hij er samen met zijn dienares Lysbeth, natuurlijke dochter van Michiel die Langhe uit Oirschot. Zij had hem in 1416 een erfcijns van 4 cijnskippen en 1 oude schild geschonken, vermoedelijk in ruil voor kost en inwoning. Dergelijke "samenlevingscontracten" kwamen wel vaker voor. Op 24 april 1418 maakte heer Ghijsbrecht zijn testament voor notaris Dirc vander Masen (nr.272). Hij liet 5 gulden na aan zijn broer Willem, aan ieder van diens zoons en dochters 1 gulden, aan Ghijsbrecht, de zoon van zijn overleden zuster Aleyt, 5 gulden, en aan zijn zuster Lysbeth 10 gulden. Zijn dienares Lysbeth kreeg voor de duur van haar leven een cijns van 4 pond en bovendien alle huisraad. Heer Ghijsbrecht had eerder al ten overstaan van heer Jan Amelrijcx (nr.5) opdracht gegeven om na zijn dood in de St.Jan een altaar te stichten ter ere van O.L.V. en St.Bartholomeus. Hij gaf nu te kennen dat hij begraven wilde worden op de plaats waar zijn altaar zou worden opgericht, en ook zijn dienares Lysbeth moest daar na haar dood worden bijgezet. Heer Ghijsbrecht overleed op 29 april 1418. Lysbeth werd na zijn dood begijn van het Groot Begijnhof. Ze maakte haar testament op 14 november 1436 en benoemde daarbij haar nicht en dienares Katherijn vanden Hoppeneycken tot executrice-testamentair. Katherijn genoot jarenlang het vruchtgebruik van een erfpacht van 7 sester rogge en van twee erfcijnzen van 5 en 3 pond alvorens ze deze op 28 november 1465 ter uitvoering van Lysbeths testament overdroeg aan de kerkfabriek van het Groot Begijnhof. Met de inkomsten werd in de Begijnenkerk een wekelijke mis gesticht aan het St.Willibrordusaltaar. 2)
|
Noten | |
1. | Beijers, "Het Helmonds schepenprotocol", 217; Tabel 3.2, nrs.4 en 5; Verwijzingen naar heer Mercelis’ akten: Bijlage II 272.3, 272.4, 282.4, 282.11; Heer Thomas: AAB II, hs. Kievits, p.2, 14; Bijlage II 264.30, 264.39; Heer Ghijsbrecht: Hens e.a., Mirakelen, 586 nr.369, zie ook 595 nr.379; GAH, Ambachtsgilden 79a (regest 11) (1 sept.1384); GAH, THG 1097 (6 okt.1391), THG 1100 (13 okt.1391); Bijlage II 1.7, 12.1, 26.5, 26.10, 26.11, 44.5, 264.49.3, 318.30, 318.39.3, 401.2, 401.3, 401.4, 408.4; GAH, RA 1180, p.26 (1393/94), RA 1189, fo.377r (23 juni 1415); De vroege vermelding door Schutjes (1362) is vermoedelijk onjuist, zie: Schutjes, Geschiedenis, IV 308-309; Vgl.: Bijsterveld, Laverend, 247 noot 10, I 325 nr.2625. |
2. | GAH, RA 1183, fo.191r (9 sept.1403); Bijlage II 157.27, 173.49.1, 272.19, 272.24, 272.25; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.240; APB, St.Jan II, Obituarium, p.132. |